Hoe wordt het gemaakt?
Bier wordt gemaakt van water, mout (van gerst), hop en gist. Mout wordt in een mouterij gemaakt. Eerst gaat er gerst in water, om te weken. De gerst gaat daardoor kiemen. Dat duurt zeven tot tien dagen. Daarna maken ze de gekiemde gerst droog met hete lucht. Dat is dan de mout. De mout gaat vervolgens naar de brouwerij. Daar malen ze de mout. De gemalen mout mengen ze met warm water, waardoor een soort pap ontstaat. Deze pap wordt opgewarmd. Het zetmeel in de pap verandert dan in suikers. De warme pap gaat door een filter. Zo blijft er een heldere vloeistof over. Deze vloeistof wordt samen met hop gekookt in een ketel. De hop is goed voor een bittere smaak en een mooie schuimkraag. De vloeistof wordt snel afgekoeld en gefilterd.
Dan volgt een proces van gisting. Voor gisten heb je gist nodig. Die moet bij de vloeistof. Gist bestaat net als bacteriën uit heel kleine plantjes die ervoor zorgen dat het bier de echte biersmaak krijgt. Ook veranderen ze de suiker in alcohol en koolzuur. Het gisten duurt ongeveer een week.
Vervolgens moet het vocht nog nagisten in afgesloten tanks of vaten. Dit kan nog zes tot acht weken duren! En dan heb je eindelijk bier. Soms worden er stoffen toegevoegd voor een betere kwaliteit van het bier, bijvoorbeeld zoetstoffen en kleurstoffen. Aan het eind gaat het bier door een filter en daarna in flesjes, in blikjes of in grote biervaten.
Disclaimer